Baacke, Baak. Baacken Merck-male gefährlicher Oerter im Meer setzen, Baaken zetten, baakenen. Was verschiedener Schreib-art wegen nicht mit B anfangend gefunden wird, das suche in P, und vice versa. Ziegel, Häfen, und Erden-geschirr, so Bank Kluis Huren Ing Brennen nicht gerahten, misbakken: misbakke Steenen, Potten, en Arde-werk; Misbak. Backen, Wange, Backen, Wangen, plur. Kaaken, Wangen, Koonen, Kinne-bakken. Badbad. Bad warmes Bad-wasser warm Bad, of Bad-water, Gezond-bad. Ballen, Baal. Ballen binden, baal-maaken, baal-binden. Banck, Bank. Band, Bande, it. Band, Gebände zu einer Wunde, zu einem Bein-bruch, Band, Windzel, Zwachtel tot een Wonde, een Been-breuk te verbinden. Band, Bruch-band, Band, Breuk-bank. Borte, Bänder, Borten, plur. Lint, Bordzel. Bann, Kirchen-bann, Ban, Kerk-ban. Bart, Baard. Bart kurtz- und dick-haariger Stoppel-baard, Borstel-baard. Base, Bruder- oder Schwester-tochter, Nicht, Nichte, Broeder- of Zuisters-dochter. Bast, innere Rinde eines Baums Bast, Binne-bast -schorsse Spint, van een Boom. Bastart, Banckert, Bastaard, Basterd, Bastert. Batz, Batzen, een Dubbeltje, omtrent twee Stuivers hoogduitsch Geld. Bauch, Buik. Bauch eines Viehes, it. Bauren-flegel, grober Bauern-knol, Kinkel, een grove Kinkel. Boeren-tuig, i. Bedencken n. Bedencken tragen etwas zu thun, Bedenken, Zwaarigheit maaken iets te doen. Bes, Bezie. Befehl, i. Verwaltung, Commissio n, Bewind, Bestier, Bestelling. Begierlichkeit des Fleisches, Begeerlykheit des Vleesches. Abschied, Urlaub von ihm nehmen, iemant Ade zeggen, Verlof neemen om te vertrekken. GOtt behüte euch! Bein, Been. Bein, Beine eines todten Menschen oder Thiers, Been, Beenderen, Knooken van een dood Mensch, of Dier. Schenckel, plur. Been, Beenen. Christum bekennen, Christum belyden. I beloopen. Hunde, Katzen sich belauffen, Honden, Katten zich beloopen. Glauben nicht nur bekennen, sondern auch beleben, het christelyk Geloof niet maar enkelyk belyden, maar ook beleeven. Nadeel, Schade doen.
Band, Gebände zu einer Wunde, zu einem Bein-bruch, Band, Windzel, Zwachtel tot een Wonde, een Been-breuk te verbinden. Berg, Berg. Boretsch, Boragen, Bernagie, Borasje, Bernasje. Bey-wort, By-woord. Techniek hydraulische boegschroef hydraulische hekschroef draadloze afstandsbediening voor boeg- en hekschroef stabilisator systeem Naiad generator Onan 11 kW boiler ca.
So funktioniert es.
-top · Anvr · Calamiteitenfonds. Bank, Rabobank, ASN Bank, SNS Regio Bank, Triodos Bank, ABN AMRO, ING en Van Lanschot Bank. IATA · wua! © Expedia. Linssen Yachts builds high quality steel displacement motoryachts from 30 - 55 feet / - 16,5 meter. Op deze pagina lees je de tekst 'Das Königliche Hoch-Nider-Teutsch-, und Nider-Hoch-Teutsche Dictionarium' van Matthias Kramer. Op Studeersnel vind je alle samenvattingen, college-aantekeningen en uitwerkingen om je tentamens met hogere cijfers te halen.Verdecke und Persenninge Kabrioverdeck geschlossen über dem kompletten Achterdeck Mittelmerpersenning für Salon Fenster. Hof, Mayer-hof Hoeve, Hof-stad. Obst, Früchten Blumen brechen, bladen, abbladen, Ooft, Bloemen plukken, afplukken. Nota 2. Hanf, Hanff, Hennip, Kennip. Bad , bad. Blech, Eisen-blech, verzint Blech, Blek, Blik. Hort, i. Bürg, Bürge, Caven t Borg, Borge. Boten-brodt Boden-lohn auf der See, Miede-loon, Miede. Blitz, Blixzem, blixem. Bude, Kram-bude, Kraam, Kraam-stal, Stal. Ondertrouw, Trouw-feest, en Plechtelykheden der Bruiloft van een Koning, Prins, Graaf, of Persoon van Staat. Hobel, grober Grob-hobel, Rauh-hobel, Roffel, Roffel-schaaf. Hammel, Schöps, Schaf, Hamel. Burg, Borcht, Slot, Vesting op eene Hoogte. Blase ob dem Wasser, Bobbel, Water-bobbel, Water-blaas, Water-bel Blasen aufwerffen im Sieden, Bobbels opwerpen; opwellen, v. Gesandten, Deputirt en senden, iemant bezenden; een Bezending an hem doen. Hippe, Hol-hippe, Obli, dunne, en ronde Wafel. Hag, Hage, i. Bedencken tragen etwas zu thun, Bedenken, Zwaarigheit maaken iets te doen. Borte, Brem-schnur schmale Kreel, smal Boordzel. Betrug im Karten-spiel durch Versteck-, Verwechselung derselben, Gemoffel, Versteeking van den Kaart. Halle, Hal, Halle. Geld, Müntz, beschneiden, beschroten, Geld besnoeien, snoeien, schroeien, kippen. Hunger, Honger. Büttel, Bittel, Schärg, Häscher, Dorst-, of Schout-knecht, -dienaar. Besatzung in einen Platz legen, Bezattinge in een Plaats leggen.
